DIS – Dissociatieve Identiteit Stoornis Dissociatie De dissociatieve identiteitsstoornis (die we vroeger meervoudige persoonlijkheidsstoornis noemden) valt, zoals de naam al aangeeft, onder de dissociatieve stoornissen. Dissociatie is een verdedigingsmechanisme van de menselijke geest om zich te beschermen tegen overweldigende traumatische ervaringen. Als je zulke ervaringen meemaakt, kun je je niet verweren tegen de enorme angst, pijn en heftige emoties die hiermee gepaard gaan en je staat machteloos. Je kunt deze overweldigende negatieve ervaring niet plaatsen en integreren in je leven en persoonlijkheid. Officieel (volgens het diagnostisch handboek DSM IV) is een dissociatieve stoornis dan ook een stoornis in de integratieve functies van identiteit, geheugen of bewustzijn. De traumatische ervaring wordt dus niet geïntegreerd maar in stukjes opgeslagen. Zo kunnen bijvoorbeeld beelden, geluiden, geuren en gevoelens allemaal apart worden opgeslagen in het geheugen. De traumatische ervaring wordt als het ware ‘begraven’ in het onbewuste. Je hebt er dan geen bewuste herinnering meer aan. De ervaring wordt gescheiden opgeslagen, soms zelfs heel versplinterd. Zo kun je je soms bijvoorbeeld alleen een beeld herinneren zonder verhaal of gevoel of geluid of geur. En een andere keer herinner je je alleen een geur of een geluid. En al lijkt het trauma totaal vergeten omdat je het je niet meer bewust kunt herinneren, toch kun je er veel last van hebben door nachtmerries, angsten, herbelevingen en extreem emotionele reacties op dingen die voor anderen heel gewoon zijn. Dissociatie is dus een ontsnappingsmogelijkheid van de menselijke geest, om zich geestelijk en emotioneel te onttrekken aan overweldigende pijn. Bijvoorbeeld: een kind dat steeds weer seksueel misbruikt wordt, kan zich daar lichamelijk niet aan onttrekken, dus zal ze gaandeweg proberen zich psychisch en gevoelsmatig ‘weg te maken’ zodat ze het niet meer bewust meemaakt. Als je dissocieert, onttrek je je dus aan pijnlijke herinneringen. Hoe ontstaat DIS? Factoren die meespelen bij het ontstaan van DIS zijn: · Een vermogen om goed te kunnen dissociëren · Zeer ernstige traumatische ervaringen vanaf de vroege kindertijd, d.w.z. overweldigende gebeurtenissen die door het kind als levensbedreigend ervaren worden, waaraan het kind niet kan ontkomen en waartegen het zich niet kan verzetten. Een duidelijk voorbeeld hiervan is seksueel geweld. · Verwaarlozing. Het kind staat er alleen voor en krijgt van niemand steun. Het groeit op in een situatie vol geweld, misbruik en mishandeling en er is niemand die het kind geborgenheid geeft. Niemand die het kind helpt. Als je dit tot je door laat dringen, wordt het wel duidelijk dat een kind in zo’n situatie een afweermechanisme als dissociatie nodig heeft. Het zou zulke traumatische ervaringen nooit bewust kunnen verwerken. Bovendien is wat er gebeurt voor een kind totaal onbegrijpelijk en heel verwarrend. Het kind heeft geen basis op grond waarvan het zich kan ontwikkelen. Het trauma wordt afgesplitst van het bewustzijn, zeker als het trauma zich regelmatig herhaalt of er komen andere traumatische ervaringen bij. Een deel van het bewustzijn wordt dan afgesplitst en ontwikkelt zich onder druk van de traumatische ervaringen tot een deelpersoonlijkheid waar het kind zich niet bewust van is. Het kind kan zo verder leven zonder de overweldigende herinneringen van de traumatische ervaringen. Kenmerkend voor DIS is dat de eerste splitsing van het bewustzijn al tot stand is gekomen voordat het kind de kans heeft gehad zijn of haar eigen identiteit te ontdekken en te ontwikkelen. Je kunt ervan uit gaan dat iemand met DIS voor het vijfde jaar zulke ernstige traumatische ervaringen heeft meegemaakt dat hij of zij toen al begonnen is zich op te splitsen. De persoonlijkheid heeft zich niet kunnen ontwikkelen tot één geheel. Hij of zij heeft geen kans gekregen een zelfbewustzijn (een sense of self), een ik-gevoel, te ontwikkelen. Door de extreme trauma’s worden steeds meer delen van het bewustzijn afgesplitst en ontstaan er meerdere deelpersoonlijkheden en identiteiten binnen die ene persoon, die zich niet meer bewust is van de trauma’s, want die herinneringen worden ‘gedragen’ door de andere deelpersoonlijkheden (of alters) die door amnesie (geheugenverlies) wat betreft de trauma’s gescheiden zijn van de hoofdpersoon. Officiële diagnose De officiële criteria voor DIS (Dissociatieve IdentiteitsStoornis) zijn volgens de DSM-IV (diagnostisch handboek): · De aanwezigheid van twee of meer duidelijk te onderscheiden identiteiten of persoonlijkheidsdelen, die elk hun eigen manier hebben van denken over en omgaan met de omgeving en zichzelf. · Tenminste twee van deze deelpersoonlijkheden nemen regelmatig de controle van het gedrag over. Er is een onvermogen om zich belangrijke persoonlijke informatie te herinneren, wat niet verklaard kan worden door vergeetachtigheid. De stoornis is niet het gevolg van fysiologische effecten van drugs of alcohol, of van een medisch probleem. Bij kinderen: de symptomen kunnen niet verklaard worden door fantasiespel. Kenmerken Iemand met DIS heeft ‘gaten’ in het geheugen, hij of zij heeft amnesie (geheugenverlies) voor dingen van vroeger, kan zich vaak grote delen van het verleden niet herinneren. Hij of zij kan ook ‘tijd kwijt zijn’, d.w.z. dat er in het heden dingen gebeuren waar de persoon zich niets van kan herinneren omdat de afsplitsing van andere persoonlijkheidsdelen zo volledig is, dat wanneer een andere deelpersoonlijkheid (alter) de controle overneemt en dingen doet, de persoon zich niet kan herinneren wat er is gebeurd, maar de tijd is wel voorbij gegaan en hij of zij is dan dus tijd kwijt. In dat geval is de persoon zich niet bewust van het bestaan van de alters. Sommige alters kunnen wel contact met elkaar hebben en anderen weer niet. Dat kan allemaal verschillen per persoon. Het kan ook zijn dat de persoon zich wel bewust is van het bestaan van alters. Dan is de persoon er wel bij als een alter de controle overneemt en kan dan wel zien en horen wat er gebeurt, maar heeft er geen controle over en kan niet ingrijpen. Wanneer er gewisseld wordt van persoonlijkheid noemen we dat ‘switchen’. Switchen kan plaatsvinden door triggers, d.w.z. dat er delen van het trauma omhoog komen door wat er in en om de persoon heen gebeurt. De situatie doet voor de persoon weer denken aan het trauma en het kan zo zijn dat de persoon geen onderscheid meer kan maken tussen het heden en het verleden en dan komt de alter naar buiten die nodig is in die situatie. Elke alter kan een eigen geschiedenis hebben, een eigen zelfbeeld, een eigen identiteit, een eigen naam e.d. Alters kunnen van elkaar onderscheiden worden zijn door bijv. hun naam, hun geslacht (meisjes en jongens kunnen binnen één persoon bestaan), leeftijd, manier van praten, woordenschat, algemene kennis of een bepaalde emotie die voor een bepaalde alter kenmerkend is. Ook kunnen alters een verschillende smaak hebben, in elk opzicht. Ze vinden verschillende dingen mooi, bijv. wat betreft inrichting van het huis of kleding, en wat de één lust, lust de ander helemaal niet! Er is zelfs uit onderzoek gebleken dat er ook lichamelijke verschillen kunnen zijn tussen alters, zoals bijv. de kleur ogen, tolerantie voor pijn, gevoeligheid voor allergische reacties en astma, en hoe goed ze kunnen zien. De hoofdpersoon heeft misschien een bril nodig, terwijl een bepaalde alter geen enkel probleem heeft met zien en juist beter ziet zonder bril. Bepaalde medische problemen zijn alleen maar van toepassing op bepaalde alters en op anderen weer niet. Sommige alters kunnen last hebben van pseudo-epileptische aanvallen of toevallen. De verschillende alters komen in verschillende situaties naar boven, afhankelijk van hun functie, om bijv. te beschermen of ze komen naar boven omdat de persoon zich weer in een situatie bevindt die doet denken aan bepaalde traumatische ervaringen. Sommige alters zijn sterker dan anderen en kunnen makkelijker de controle overnemen, ten koste van anderen. Iemand met DIS hoort vaak stemmen, die afkomstig kunnen zijn van de verschillende alters of het kunnen herbelevingen zijn van wat door de daders tegen hen gezegd is, of opdrachten waarmee ze geprogrammeerd zijn. Mensen met DIS hebben vaak een grote angst om in de spiegel te kijken, omdat ze zichzelf niet herkennen. Ze hebben geen ik-gevoel en kunnen niet begrijpen dat zij degene zijn die ze in de spiegel zien. Elke alter kan ook weer een eigen zelfbeeld hebben, een duidelijk innerlijk beeld van hoe hij of zij eruit ziet en dat klopt vaak helemaal niet met wat ze in de spiegel zien. “Dat ben ik niet.” En veel mensen met DIS schrikken dan ook als ze zichzelf in de spiegel zien. Zo is het ook met het lichaam. Een kind-alter dat haar eigen lichaam ziet, zal schrikken omdat het een volwassen lijf is, terwijl ze toch nog maar een kind is? Dat is heel beangstigend en verwarrend en leidt ook vaak tot nog meer vervreemding van het eigen lichaam. “Die benen zijn veel te groot. Die zijn niet van mij.” Het kan zo zijn dat de DIS in de kindertijd duidelijk aanwezig was door de ernstige trauma’s waaraan het kind blootstond, en dat als het kind opgroeit de DIS niet meer zo duidelijk is, totdat de herinneringen weer in het bewustzijn terugkeren en de persoon weer middenin de traumatische gebeurtenissen uit het verleden zit, door allerlei herbelevingen en lichaamsherinneringen. In de tussentijd kan DIS dus verborgen zijn, maar de persoon leeft dan wel met amnesie, heeft dan dus geen herinneringen aan wat er in de kindertijd is gebeurd. DIS gaat vaak gepaard met symptomen van o.a.: Posttraumatische Stress Stoornis (bijv. nachtmerries, schrikreacties, flashbacks)
Er zijn verschillende soorten alters te onderscheiden en ik wil er hier een aantal noemen: - Baby’s, die vaak alleen maar huilen van kou, pijn en honger - Kinderen van beide geslachten (ontstaan al naar gelang dat nodig of veiliger was tijdens het misbruik of in andere traumatische situaties) - Helpers die kunnen beschermen tegen gevaren en deze zo vroeg mogelijk kunnen herkennen en af te weren of de gevolgen ervan innerlijk te verzachten - Alters die de herinneringen aan de verschillende trauma’s bewaren - Alters die een bepaalde functie vervullen, innerlijk, naar buiten toe of bijv. in de maatschappij - Waarnemers, die vaak alles weten wat er is gebeurd en overzicht hebben over wat er van binnen gebeurt, maar zelf niks voelen - Alters die zich met de dader(s) vereenzelvigd hebben, die gevormd zijn naar het voorbeeld van de dader(s) en in het innerlijk verdere schade aanrichten of anderen aandoen wat hen is aangedaan - ‘Cult alters’, d.w.z. alters die een bepaalde taak in de sekte moeten vervullen en geheel ten dienste staan van de sekte. Alters Je kunt ervan uitgaan dat: · alle alters mishandeld en misbruikt zijn. Er kunnen alters zijn die sterk lijken en onaangetast, maar geen van alle zijn ze onbeschadigd. · alle alters zijn gekomen om de persoon te helpen. Ze zijn met een goede intentie gekomen, ook al kan het zich later tegen de persoon keren. Het doel was altijd om de persoon te helpen en te beschermen. · alle alters een bepaalde taak hebben gekregen, een taak die ze op zichzelf hebben genomen, of een taak die ze binnen de cult hebben gekregen. · alle alters een eigen wil en keuze hebben. · alle alters met respect behandeld moeten worden. · alle alters zich veilig moeten voelen bij de therapeute of counsellor. · alle alters iemand nodig hebben die naar hen luistert met een open hart en hen accepteert. · alle alters in een persoon die tot geloof in Jezus komt, zelf een persoonlijke keuze voor Hem moeten maken. · niet alle alters zich bewust zijn van het feit dat ze onderdeel zijn van een persoon. En sommigen zullen veel weerstand hebben tegen dat idee. · alle alters verlangen naar een veilige plek waar ze zichzelf kunnen zijn en tot rust en genezing kunnen komen. Alters en demonen Ik wil hier aandacht besteden aan het verschil tussen alters (deelpersoonlijkheden) en demonen, omdat ik weet dat dit nogal eens verkeerd begrepen wordt. Voor alle duidelijkheid: ALTERS ZIJN GEEN DEMONEN! En ze mogen dus ook nooit als zodanig behandeld worden.
Voor de overlevende is het van groot belang dat pastoraal werkers goed onderscheid kunnen maken tussen alters en demonen. Daar is geestelijk inzicht en onderscheidingsvermogen voor nodig. Maar overlevenden weten zelf meestal ook heel goed wat een alter is en wat niet. Ze kunnen zelf vaak heel goed onderscheiden wat bij hen hoort en wat van buiten af in hen gekomen is. Daarom is het essentieel om naar de overlevende te luisteren. Alters kunnen vaak heel goed vertellen wie ze zijn en wanneer er een demon is die zich voordoet als een alter, want dat komt ook voor. Het is belangrijk de overlevende en alle alters te leren kennen, zodat je de verschillende alters ook kan herkennen. Het kan ook zijn dat een alter denkt een demon te zijn. Het is goed om te weten dat God altijd het onderscheid weet en ons daar ook inzicht in wil geven, naarmate wij optrekken met de overlevende. Bepaalde alters kunnen wel onder invloed zijn van demonen en dan is bevrijding nodig, maar vaak zitten demonen ook vast aan bepaalde herinneringen. Wanneer die herinneringen dan aan het licht komen en de overlevende gaat de waarheid onder ogen zien, verliezen die demonen vanzelf hun grip. Dan blijven de herinneringen niet meer in het verborgene en dat werkt bevrijdend en genezend! |