De Schijngestalte van de Vrije Wil A.E. Knoch
Het benauwende effect van de tegenstrijdige dogma's van de vrije wil en fatalisme betreffende het karakter van God, roept om een bijstelling van ons denken volgens schriftuurlijke lijnen. Het Woord van God kent niet zoiets als een vrije wil, maar evenmin fatalisme. Van beide zijn enkele elementen aanwezig. Er zijn "vrijwillige" offers, offers uit vrije wil. Er is het duidelijke onderricht dat God alles uitwerkt in overeenstemming met Zijn doel. Toch sluit het ene het andere niet uit. Het ene is het goddelijke gezichtspunt; het andere het menselijke. Het is niet alleen mogelijk gelovig te genieten van Gods almacht en tegelijk de menselijke vrijheid te herkennen, maar het is ons voorrecht om te begrijpen hoe deze almacht wordt uitgewerkt en in de kennis ervan te rusten.
Het is een erg praktisch probleem. Laten we veronderstellen dat we weten dat God Zijn voornemen aan het uitvoeren is en dat niets van wat mensen kunnen doen in staat is Hem te dwarsbomen. Dan rijst de vraag: "Wat is de zin om ook maar iets te doen? Waarom bidden wanneer alles al is voorbeschikt?" Het antwoord is erg simpel. God heeft goede werken voorbereid waarin we zouden wandelen. Het is Zijn wil om onze harten te oefenen met betrekking tot Zijn wegen en onze genegenheid voor Zich te winnen door de sluier van onzekerheid en onwetendheid die op ons ligt. Hij heeft ons niet de details van Zijn werken laten weten omdat we anders daarop zouden vertrouwen in plaats van onszelf zonder reserve op Hem te werpen en in vertrouwen op Zijn liefde te bouwen.
Bij de mens zijn zijn grenzen en zijn onwetendheid de fundamenten van zijn filosofie. Hij beoordeelt al het andere, zelfs God, vanuit de gevangenis waarin zijn zintuigen hem gevangen houden. Oppervlakkige uiterlijkheden drukken op zijn bewustzijn en weerhouden hem ervan de werkelijke, maar onwaarneembare, realiteiten van het bestaan te overwegen. Menigeen heeft zich voorgesteld dat hij zijn eigen vrije wil uitvoerde, terwijl hij, in feite, in de netten van een ander verstrikt was, en de commando's uitvoerde van een subtieler intellect dan dat van hemzelf. Een bewusteloze man die door een politiemacht naar een gevangenis wordt gebracht is "vrij" voorzover als hij bewust is. Zo ook alle mensen, ze erkennen geen dwang, want onbewust van het tij en de stromen die hen meevoeren, zijn hun waarnemingen te ongevoelig en afgestompt geworden om dat te bemerken.
Wat is de menselijke wil? Waarin bestaat zijn vrijheid? Het is mijn wil om te schrijven over dit thema, toch ben ik me ervan bewust dat het mijn wil niet zou zijn, ware het niet vanwege beperkingen van een andere Wil, die niet de mijne is. Het is mijn wil om de wil van God te doen, mijn wil te onderschikken in de Zijne. En hoe tegenstrijdig het mag schijnen, ik heb geen vrijheid om mijn eigen wil te doen. Er is voor mij geen vrijheid behalve in de wil van de Heer. Ook zal het duidelijk worden dat de menselijke wil niet absoluut is. Zijn vrijheid is relatief. Als we de zaak dieper overwegen, zullen we zien, dat er voor de wil geen vrijheid is anders dan onderwerping aan God, evenmin bestaat er iets als absolute vastberadenheid, behalve aan de kant van de Schepper.
De menselijke wil is tweezijdig in zijn bron. Het is zowel het product van overerving als van leefomgeving. Elk van deze is een onontwarbaar ingewikkeld samenstelsel dat niemand kan analyseren, laat staan beheersen. Waarom is het de wil van alle mensen te zondigen? Omdat het een deel van hun erfenis is. We kunnen niet zeggen dat ze vrij zijn om te zondigen, want dan zouden sommigen eraan kunnen ontsnappen. Wie heeft de keuze van zijn ras, zijn nationaliteit of zijn geboorteplaats gehad? En toch hoe essentieel zijn deze factoren in iedere handeling van zijn leven! Bestaat er wel een geval waarin zijn wil niet is beïnvloed door factoren waarover hij niet de minste controle heeft? Ik schrijf dit op het platteland, ver van mijn boeken. Het was niet mijn wil hier te komen maar er deden zich omstandigheden voor die het raadzaam maakten. Deze omstandigheden bestonden uit een erfelijke zwakheid en een onsympathieke leefomgeving. Mijn wil had, als hij vrij of onbeïnvloed was door omgevingsfactoren van buiten, kunnen leiden tot ziekte of zelfs de dood.
Wat feitelijk bedoeld wordt met vrijheid van wil is de harmonie tussen overerving en leefomgeving. Gebrek aan wrijving wordt voor vrijheid aangezien. Als de van onze voorouders ontvangen impulsen ons aansporen tot een gedragslijn die aangenaam is voor onze omgeving hebben we het bewustzijn van vrijheid om te doen wat ons behaagt. Maar voor te stellen dat deze zaden van onze wil door onze eigen handen geplant werden, of dat ze vanuit het luchtledige door onszelf tevoorschijn zijn geroepen, zodat onze wil opkomt zonder wortel en gedijt zonder bodem, water of lucht, is louter imbeciliteit.
Waar komt de wil vandaan? Creëren mensen hem uit het niets? Dat zou een prestatie zijn die wonderlijker is dan elke goocheltruc waarvan we ooit hebben gehoord. Zo ja, dan vergrijpt God zich aan de creatieve capaciteiten van Zijn schepselen. De wijze weet echter dat de menselijke wil gemakkelijk van buitenaf wordt beïnvloed. In feite kan die gemakkelijk worden verandert door een ieder die menselijke zwakheden begrijpt. Hij is opgebouwd uit motieven. Een samenstelling, gemaakt van wat we van binnen zijn en waar we van buiten zijn. Overerving en leefomgeving smelten samen om hem te vormen. Ons willen is grotendeels voor ons bepaald door onze voorouders, in het bijzonder de ene die Adam heet. Het mengsel wordt afgerond door onze verwanten, kennissen en contacten. Als we genoeg hersens hadden konden we elk gegeven wilsprobleem uitrekenen als een wiskundige som. Een gegeven man zal op een gegeven situatie even zeker reageren als een en een twee is. Wanneer iemand zijn wil bepaalt of opmaakt dan neemt hij onbewust zijn eigen ego in aanmerking, die speciale uitdrukking van menselijke overerving wat opeenvolgende opvoedingen en inteelt in zijn geval naar het oppervlak heeft gebracht, hoewel veel andere zaken latent en onwerkzaam zijn. Hij verbindt dit met contacten die hij in de buitenwereld heeft gemaakt, materialistisch, van de ziel of van de geest. Voeg bij deze samenstelling de psychologie van het moment, vooral zulke sterke factoren als de toestand van zijn maag of de financiële situatie, en, als je wijs genoeg zou zijn, zou je zijn wil voor hem kunnen bepalen. In feite, hebben wijze mannen altijd op dit principe gehandeld. Ze proberen niet om de wil te vangen door een frontale aanval. Ze weten dat "iemand die tegen zijn wil is overtuigd nog steeds zijn dezelfde mening heeft." Ze voeren een flankbeweging uit. Ze proberen om een of meer factoren die de wil bepalen te veranderen of aan te passen. Als een kind geen gezond eten wil eten laat het dan een tijdje hongerig worden. Als het weigert een scherp mes, waarmee het zichzelf kan verwonden, af te geven, bied het dan een meer geliefd speelgoed aan. Weinig mensen bereiken ooit volwassenheid in zaken als deze, en allen kunnen tot andere gedachten worden gebracht door juist die factoren die deze in de eerste plaats hebben gevormd.
Toen de Schepper de grote klok opwond van het universum, bepaalde Hij voor alle tijden precies waar op een gegeven moment elk stukje sterrenstof zou zijn. Toen Hij Adam schiep, implanteerde Hij in hem al de mogelijkheden die in geheel zijn nageslacht aanwezig zijn. Hij startte het grote wiel van het menselijke willen op de koers die Hij had voorgeschreven. Als dat niet zo was zou deze wereld een gekkenhuis zijn en erger, want zelfs in waanzin is er methode. Laten we voor altijd de gedachte achter ons laten dat de menselijke wil een wetteloze, onafhankelijke, oppermachtige, God-trotserende kracht in het universum is. In het Woord van God is de menselijke wil doorlopend ondergeschikt aan de wil van God. Tijdelijk lijkt het zich tegen Hem te verzetten en tegengesteld aan Zijn openbaring te zijn, maar uiteindelijk werkt het op Zijn manier uit. Het geval van Farao laat ons zien dat Hij in geen geval Zijn handelen tot Zijn geopenbaarde wil beperkt. Hij moet voor tegenstand tegen Zijn woord zorgen om Zichzelf te manifesteren.
In deze zaken is iemand niet onderworpen aan een "blind noodlot", maar aan een goedgunstige Schepper. Hij zorgt voor ouders en voedsel en drank en lucht, niet blind, maar zegenend. Dit alles is een gelijkenis van die ongrijpbare functies van het bestaan, het mentale, het emotionele, en het willen. Als Schepper voorziet God ons van de neigingen van onze voorvaderen alsook met onze omgevingen en verwanten. Deze zijn in ons mentale weefsel verenigd en komen ons brein binnen door onze zintuigen. Er zijn tijden wanneer deze twee bronnen materialen aandragen die niet kunnen mengen, dan kunnen we niet tot een besluit komen. Maar in de meeste gevallen handelen we onbewust op de impuls aangeboden door de vereniging van deze twee stromen zonder onze gedragslijn te overwegen.
Wat ons het meest verward is het feit dat de menselijke wil altijd ogenschijnlijk tegenstrijdig is aan de wil van God. We erkennen het feit niet dat de mens slechts een schepsel is, en, daarom, niet eens de kracht heeft om zich tegen God te verzetten tenzij dat in hem is gebracht door de Schepper. Omdat het doel Zijn zelfopenbaring is, is het Gods wil dat Zijn geopenbaarde wil wordt weerstaan. Hij heeft twee tegenstrijdige krachten in werking gezet. Het is karakteristiek van Hem om het zo te doen. We verontschuldigen ons hiervoor niet, evenmin doet Hij dat. Hij doodt, Hij maakt levend, Hij verwondt en Hij heelt (Deut. 32:39). Hij plant impulsen in het menselijk hart en omgeeft mensen met invloeden die hen aanzetten om Zijn openbaring te weerstaan. Het is noodzakelijk dat God met Zijn schepselen moet botsen. Het is essentieel dat hun willen zich verzetten tegen de Zijne. Maar in de uiterste analyse kunnen beide van deze tegenstrijdige krachten slechts worden teruggevoerd op de enige Bron en Oorsprong van alles.
Mensen stellen zich voor dat ze soeverein zijn in het rijk van de wil en dat niemand hun vastberadenheid kan breken, --- nee zelfs God niet. Dit is kinderachtig. Ze hebben er geen grotere macht over dan de kapitein van een zeilschip heeft over de stand van zijn zeilen. Als hij niet krankzinnig is zal hij ze zo spreiden dat zijn koers wordt gevolgd en dat wordt voor hem bepaald door de bries. Er zijn geestelijke winden waarnaar mensen hun wil buigen. Ze kunnen nog zo mooi praten, maar deze geestelijke krachten gaan aan hun waarneming voorbij en hun beheersing te boven. Vandaar dat mensen de wil van het vlees doen en de commando's van boze geestelijke krachten gehoorzamen waarvan ze zich zelden bewust zijn. Deze werken nu in de zonen van hardnekkigheid. De grote bewegingen in de wereld, de grote leiders, kunnen alleen succes hebben wanneer ze op de lijnen van ongeziene geestelijke krachten aansluiten.
De ongelovige is de speelbal van de boze geesten. Het is de overste van het rechtsgebied van de lucht die in hen werkt. Hun willen zijn een samensmelting van de zielse gevoeligheden van het vlees en de geest van de wereld. De gelovige wordt niet gevraagd om passief te zijn, zich "over te geven" of "toe te geven", zoals zo vaak geleerd wordt, dat is slechts wat de ongelovige onbewust doet. Dat is wat de boze geesten vurig verlangen. Intelligente onderschikking aan Gods geopenbaarde wil is juist het tegengestelde van een passieve ontvangst van voorbijgaande indrukken. Het is niet Gods geest die zulke vage "aanwijzingen", zulke onbepaalde "leiding" produceert. Gods geest werkt alleen door Zijn Woord.
Onze weg is vaak donker, en we hebben licht nodig, geen "leiding". Met een lamp kunnen we intelligent ons pad kiezen, en onze voeten plaatsen. Van ons wordt niet gevraagd om een innerlijke stem te gehoorzamen of een uiterlijke indruk, of onze ogen te blinddoeken en een onbekende gids te volgen, maar om het licht van Zijn openbaring te gebruiken. Binnen in ons is het vlees en buiten ons is de geest der wereld en de wereld der geesten. Deze dringen zich altijd aan ons op en produceren "indrukken". Het is waar dat, als we de Schrift kennen, de goddelijke aanwijzingen in grote mate deze duistere invloeden verdringen, maar dit komt door de activiteit van het geloof, niet door de passiviteit die blind impulsen gehoorzaamt. God zoekt actieve gehoorzaamheid, met open ogen. De krachten van het kwaad zoeken blinde passiviteit.
Te veronderstellen dat God een veelheid van mindere godheden heeft geschapen, met een absolute wil, zodat ze buiten de grenzen van Zijn opzet kunnen afdwalen, is Hem onttronen en elk kenmerk en elke essentie van het God-zijn onteren. Hen het bewustzijn van zelfbeschikking te geven is iets geheel anders. Dat Zijn schepselen onkundig zijn van de kracht die hen drijft is essentieel voor de tentoonstelling van Zijn liefde, want het antwoord moet zonder bewuste beperking zijn.
Wanneer we een aangename omgeving zoeken hebben we geen aansporing van buiten nodig. Maar we kunnen het nodig hebben om in omstandigheden te worden gedrukt die ons voorbereiden op het volste geluksbeleven van ideale condities. Daarom vertrouwt God niet op de door Hem ingeprente afkeer om mensen tot Zichzelf te brengen, maar drijft hen weg, zodat de weerslag hen in Zijn aanwezigheid zal binnenleiden, de enige omgeving waarin de menselijke wil ooit duurzaam comfortabel, gerust en ongebonden kan zijn.
Laatst luisterde ik naar een preek op de radio door één van de grootste predikanten van Engeland. Eén gedachte werd vaak herhaald. Hij stond erop dat de Almachtigheid zelf op de deur moest kloppen van de menselijke wil. Maar welk soort almacht is dit? Want als het een orthodoxe almacht zou zijn kon het tenminste de deur openbreken. Maar de almacht van Liefde zou anders handelen. Die zou zichzelf voor de deur presenteren met begerenswaardigheden of die zou de achterkant van het huis in brand steken. Er zijn een miljoen manieren om het hart van een mens binnen te gaan zonder geweld te gebruiken. Geef mij de besturing van alle omstandigheden in een land en ik garandeer zijn religie te reguleren, zijn politiek uit te stippelen, het denken te veranderen, in feite bijna alles te doen wat niet te ver van het verleden afwijkt.
Jahweh Elohim, Die boven de invloedssferen van tijd en ruimte oppermachtig zetelt, is het enige wezen in het universum dat ongebonden is door de boeien van omstandigheden. Onze vertalingen hebben de waarheid nagenoeg verborgen, maar de hoogste en meest machtige van de aardse potentaten spelen graag het stuk dat Hij hen toewijst, hoewel ze dat niet weten. Het boek Ester staat vol bewijzen hiervan. Een simpele gebeurtenis en omstandigheid zoals een slapeloze nacht, vormde de plannen van de koning zo om dat ze met die van God overeenkwamen. De wijze man verzekert ons dat het hart van de koning in de hand van Jahweh als een klein waterbeekje is waarmee de tuinman zijn planten irrigeert. Hij laat het stromen zoals hij dat wil (Spr. 21:1). Meer nog, elke weg van een mens is recht in zijn eigen ogen, nochtans bestuurt Jahweh de harten (Spr. 21:2). In verband hiermee word ik herinnerd aan de ongelovige die zijn hand omhoog stak en God, als er een God was, uitdaagde om die neer te halen. Het was een flauwe en dwaze daad, want God wil nu tegen Hem opgeheven handen en weigert om geweld te gebruiken om gehoorzaamheid af te dwingen. Nochtans heeft God andere manieren, even effectief en veel indrukwekkender, hoewel belachelijk eenvoudig, om Zijn opzet te volbrengen. Het was toevallig zo dat de ongelovige kaal was. En even "toevallig" dat er een vlieg rondzoemde. En juist toen de ongelovige zijn uitdaging had geuit en op een antwoord stond te wachten, landde de vlieg op zijn kop en zonder een moment van twijfel kwam de hand neer om de vlieg te pletten! God had een dwaas naar zijn dwaasheid beantwoord. Er was geen almacht voor nodig om zijn grootspraak te beantwoorden, een onbeduidende zwakheid voldeed prima.
De hele filosofie van de "vrije wil" is in dit dwaze incident gevat. De ongelovige werd tot zijn spectaculaire act aangespoord door het verlangen naar roem. Dit had hij overgeërfd. Hij werd gedreven door de aanwezigheid van een publiek. Hij zou deze dwaasheid niet hebben "gewild" wanneer hij alleen zou zijn of in de afzondering van een onbewoond eiland. Hij dacht zonder twijfel dat hij "de kapitein van zijn ziel" was. Maar hij was slechts een loopjongen, onderworpen en aan het lijntje gehouden door de handen van Kapitein Voorvader. De vlieg sprak beide factoren aan. We hebben allen een gevoelige huid geërfd en hij was erg prikkelbaar waar zijn haar behoorde te zitten. Dit was niet zijn "vrije wil". Niemand wil kaal zijn of wordt kaal door dat te willen.
Zo zien we hoe gemakkelijk het is om de menselijke "vrije wil" tegen zichzelf te keren. Hij wilde zijn hand omhoog houden, maar het kietelen van een vlieg was veel belangrijker in zijn leven dan het bestaan van God. De factoren die de wil vormden om God te weerstaan waren niet zo sterk als de factoren die de dringende beslissing de vlieg te vernietigen vormden. Zijn wil werd tegen zichzelf opgezet en versloeg zichzelf.
Een van de waarheden die ons gegeven zijn, die het meest bevredigend voor de ziel en geruststellend voor de geest is, wordt gevonden in Paulus brief aan de Filippenzen (2:12,13): Filippenzen 2:12,13: "Weest, met vrees en beven, uw eigen redding tot gevolgen dragend, want het is God Die in u het willen zowel als het werken bewerkt omwille van Zijn welbehagen". Als ik dacht dat het op mij neer kwam om al het handelen voort te brengen en te bekrachtigen waarmee ik Hem hoop te behagen, zou ik diep ontmoedigd worden. Terwijl ik bewust vele dingen wil doen die Hem behagen, realiseer ik me dat het werkelijk de uitwerking van de geest van God binnenin, samenwerkend met het Woord van God buiten is. Geen onafhankelijke, soevereine wil kan ooit in harmonie zijn met God. De zaligheid van de toekomst zal niet opkomen uit onafhankelijkheid van, maar vrijheid in, het goddelijke despotisme. Bewust overeenstemmen met God is de enige vrijheid: de vrijheid daarbuiten is slechts een illusie.
Samenvattend. Er is slechts één onafhankelijke "vrije" wil in het universum, en dat is de wil van God. Deze wil wordt, gedurende de eonen, gemanifesteerd op twee verschillende manieren: door ondervinding en openbaring. Het vlees van de mensheid is door God in een omgeving geplaatst die het tegengesteld aan Zijn geopenbaarde wil leidt. De lichamelijke erfenis van de mensheid vanaf Adam, geeft het een gezindheid tegen Zijn geopenbaarde behagen. Dit is God die in de geschiedenis Zijn wil uitwerkt in het rijk van het onderbewuste. Om zijn doel te vervolmaken moeten mensen zich niet bewust zijn dat zij leven en bewegen en bestaan in Hem. Ze moeten onwetend zijn van alles, met uitzondering van de vruchten van Zijn werk door hun voorvaderen en in hun verwanten. Ze moeten veronderstellen dat ze onafhankelijke godheden zijn, goed in staat om hun verstand en wilskracht met die van hun Schepper te meten. Dit is de grote democratische doctrine van "zelfbeschikking".
De valse "vrije wil" waarop mensen aanspraak maken ontstaat vanuit onbekendheid met Gods wegen en hun eigen beperkingen. Niet realiserend dat God tegen Zichzelf werkt om bekend te kunnen worden, stellen ze zich voor dat hun wil onafhankelijk is van de Zijne. Niet in staat de ingewikkelde processen te analyseren die achter hun eigen besluiten liggen, misleiden zij zichzelf tot het denken dat elk willen van hun kant een creatieve daad is, zelfs, veel meer dan dat, want scheppen is niet, zoals normaal wordt aangenomen, op niets gebaseerd. Maar de menselijke wil is zelf een schepsel van omstandigheden en kan gekneed en gevormd worden door de grote Bestuurder van Omstandigheden, zoals het Hem behaagt.
Wij die God kennen zijn niet langer in het rijk van de ondervinding, waar alle factoren doorlopend God trotseren. In plaats van overerving hebben we Gods geest in ons. De enige functie van onze wil is een negatieve, want we ondervinden dat we geen onafhankelijk willen nodig hebben. Meer dan dat, we willen niet onze eigen weg. Onze roep is die van onze aanbiddelijke Heer, "Niet Mijn wil maar de Uwe!". In Zijn wil zijn we vrij. Al het andere is slavernij.
De wereld is vol van schema's en leringen om de menselijke wilskracht te vergroten, en beloften van enorme voordelen verlokken de goddelozen om afstand te doen van hun duiten en om overwicht over hun makkers te krijgen. Ze zijn als de boer die zijn onkruid water geeft en zijn distels verzorgt. Het is een lugubere illusie. Maar er is een methode om wilskracht te kweken die oneindig veel groter en machtiger is dan van enig mens. Er is een vrijheid van wil ver voorbij onze hoogste aspiraties. Die wordt gevonden in afstand doen van onze zelfbeschikking en te rusten in de wil van God. Laat ons eerlijk en serieus onszelf met Zijn opzet bekend maken en met Zijn plannen overeenstemmen!
Hoe kan dit gedaan worden? De methode is eenvoudig. We hebben Gods geest binnenin ons. We hebben Zijn Woord buiten ons. Laat die ons alles maken. De factoren die eens onze willen vormden kunnen genegeerd worden. Laat ons vlijtig de nieuwe factoren aankweken. Door Zijn geest, door Zijn Woord, hebben we toegang tot de wil van God. Dit is nu onze wil. Laat ons er bekend mee worden. Laat ons ervan genieten. Laat ons het toepassen. We zullen dan behagen scheppen in de vrijheid van de grote verzaking : Niet mijn wil, maar de Uwe
|