Tekstvak:

Inleiding

Seizoen van loutering en reiniging van het geestelijke fundament

In 1 Kronieken 12: 32 lezen wij over de zalving van de afstammelingen van Issaschar. De leden van deze stam van het volk Israël hadden een speciale zalving om de ‘tijden en seizoenen te kennen zodat Israël wist wat het moest doen’. Uit dit gedeelte kunnen wij opmaken dat als wij willen weten hoe wij als gelovigen moeten handelen, het noodzakelijk is om te weten in welk geestelijk seizoen wij leven. Naar mijn overtuiging is een belangrijk kenmerk van de tijd waarin wij als Nederlandse gemeente nu leven het kenmerk dat wordt beschreven in Amos 7:7-9, en in Maleachi 3:3. Net als in het geestelijke seizoen dat wordt beschreven in Maleachi is nu een sterke verwachting van een grote doorbraak van Gods kracht en Heerlijkheid. Maar deze komende doorbraak betekent ook dat er een intensieve loutering zal plaatsvinden, van de ‘zonen van Levi’, of wij dit nu leuk vinden of niet. De zonen van Levi zijn een beeld van de gemeente en van haar leiders. Het geestelijke seizoen beschreven in Amos 7 houdt in dat God nu een paslood aanlegt in Zijn volk (in de NBV is paslood om onbegrijpelijke redenen vertaald met loden voorwerp of loden last). Een paslood heeft de functie van een waterpas. In de tijd van het oude testament hield men een paslood naast een gebouwde muur. Met behulp van het paslood kon men vaststellen of die muur recht was of niet. Een muur die niet recht was werd weer helemaal neergehaald, hoeveel tijd en moeite het ook had gekost om die muur te bouwen. Op dezelfde manier kondigde God in Amos 7 aan dat Hij Zijn paslood naast het geestelijke bouwwerk van het toenmalige Israël ging houden om te kijken of dat bouwwerk recht was. Omdat bleek dit geestelijke bouwwerk

niet recht gebouwd was, kondigde God Zijn oordeel over Israël aan.

 

Niet elk geestelijk seizoen is een seizoen als beschreven in Amos 7 of Maleachi 3. In de kerkgeschiedenis heeft God in Zijn genade veel onzuiverheid verdragen om de verspreiding van het evangelie door te laten gaan. Een voorbeeld hiervan is de kerk van de middeleeuwen, waar veel afgoderij en onreinheid zich met christelijk geloof had vermengd. In de middeleeuwen zien wij aan de ene kant oordeel via enorme rampen en epidemieën, zoals de pest. Toch heeft God zelfs de middeleeuwse kerk voort laten bestaan en gebruikt voor de verspreiding van het evangelie, ondanks de verschrikkelijke geestelijke en morele corruptie.

 

Ook in de recente geschiedenis van de evangelische en charismatische kerken zien wij dat de Heer veel misstanden en onvolwassenheid heeft getolereerd, om te voorkomen dat allerlei hoopvolle ontwikkelingen tot stilstand zouden komen.

 

Omdat God Zich niet verloochent, en dus ook trouw is aan Zijn Heiligheid, komt er echter onherroepelijk een moment waarop Hij het paslood gaat hanteren. Dan gaat hij ook de hedendaagse versies van de zonen van Levi, de gemeente en haar leiders dus, zuiveren door het oordeel heen. Deze reiniging is een hoofdkenmerk van het geestelijke seizoen waarin wij nu beland zijn. De maatstaven die de Heer hierbij hanteert zijn onder meer financiële integriteit, echte nederigheid en seksuele reinheid. Ook geestelijke volwassenheid is een belangrijke maatstaf. De maatstaf van geestelijke volwassenheid draait onder meer om de volgende vragen. Blijven wij als kinderen op onze eigen noden en behoeften gericht of draait ons leven op het volgen van Hem en het bouwen van Zijn koninkrijk? En blijven de gelovigen geestelijk afhankelijk van enkele gezalfde leiders of leren wij ook zelf in geestelijke autoriteit te staan en te wandelen?

 

In de bijbel zien wij echter ook nog een andere maatstaf die onderdeel is van Gods geestelijke paslood. Deze maatstaf betreft de mate waarin wij demonische namaak in ons christelijk leven of bediening hebben toegelaten of getolereerd. Naar mijn stellige overtuiging is deze maatstaf op dit moment heel belangrijk voor Nederland. Het niet tijdig onderkennen van demonische misleiding is een belangrijke reden waarom gemeenten in Nederland in ernstige crises belanden en waarom bewegingen van vernieuwing na verloop van tijd vastlopen. Deze crises zijn dus niet alleen maar aanvallen van de duivel, maar zijn in veel gevallen veroorzaakt door de Heer Zelf. Deze crises zijn door God gestuurde louteringen omdat volgens Gods paslood niet alle geestelijke bouwwerken in Nederland recht zijn.

 

Een crisis in een gemeente of christelijke beweging kan alleen worden opgelost als wij de precieze oorzaak achterhalen en wegnemen. Indien wij de echte oorzaak niet wegnemen zal de crisis na verloop van tijd terugkeren. Indien een open deur voor demonische misleading dus de echte oorzaak van een crisis is, dan kan die crisis alleen worden opgelost als wij die misleiding herkennen en daarmee breken. Om verschillende redenen worden leugen en geestelijke misleiding in de gemeente regelmatig niet opgemerkt. Hierdoor kan misleading zich verder verspreiden en uitgroeien tot een krachtig en hardnekkig bolwerk van de vijand.

 

Een patroon van leiderschapscrises, het uiteenvallen van gemeenten, en stagnatie van hoopvolle ontwikkelingen is hiervan het gevolg. Dergelijke problemen zijn beslist niet onvermijdelijk. De Heer heeft ons namelijk belangrijke wapens gegeven om misleiding tijdig op te sporen: de zalving en gave van geestelijk onderscheid. In dit artikel ga ik nader op de onderwerpen misleiding en geestelijk onderscheid in.

 

 

Misleiding in de geschiedenis van Israël en de kerk

 

Misleiding via demonische namaak van Gods werk is een hoofdstrategie van de duivel tegen Gods volk. Al in het oude testament vinden wij deze strategie terug. Een bekend voorbeeld is het gouden kalf dat Aäron voor het volk Israël maakte (Exodus 32). De afbeeldingen die Aäron zich nog van de Egyptische goden herinnerde vormde voor hem een leidraad bij het maken van dit kalf. Toch vertelde Aäron het volk dat dit gouden kalf de goden voorstelden die Israël uit Egypte hadden geleid (vers 4). Met andere woorden, Aäron en het volk imiteerden Jaweh, de levende God, met behulp van een heidens afgodsbeeld. Dezelfde strategie van imitatie is te vinden in 1 Koningen 12:28 e.v. Jerobeam, de nieuwe koning van het tien stammen rijk, dat net van Juda en Benjamin was afgesplitst, maakte beelden van stierkalven, precies zoals Aäron destijds deed. Deze kalven moesten de God van Israël uitbeelden. Jerobeam zette één van deze beelden in Bethel, en het andere in het uiterste noorden, in het gebied van de stam Dan. In Amos 5:26 lezen wij dat deze afgodsbeelden eigenlijk een Egyptische stergod voorstelden. De bijbel toont dat Gods oordeel over Jerobeam vanwege deze imitatie zeer streng was.

 

In het tijdperk van de christelijke gemeente heeft de duivel deze strategie van imitatie zeer intensief gebruikt, tot op de huidige dag. Vooral sinds de tijd van Constantijn de Grote is er een stortvloed van demonische symbolen, ideeën en voorstellingen de kerk binnengekomen. Deze kregen een christelijke dekmantel waardoor deze vormen van heidendom in de gemeente konden blijven voorbestaan. De bekendste voorbeelden zijn de Maria en heiligen verering. Deze verering verstrekt een dekmantel voor de aanbidding van de koningin van de hemel, van plaatselijke goden en van dodenverering.

 

Misleiding is gekoppeld aan een leugengeest. De bijbel leert dat de duivel een ‘leugenaar is vanaf het begin’. Misleiding door leugen is dan ook een uiterst belangrijke strategie van de duivel. Tevens bestaan er talrijke demonen die leugen en misleiding als speciale taak hebben. Wij zien een bekend geval van een leugengeest in 1 Koningen 22. Dit gedeelte spreekt over de gebeurtenissen die leiden tot de dood van Achab, de beruchte koning van Israël en echtgenoot van de nog beruchtere Izebel. Achab had een verbond gesloten met Josafat, de koning van Juda. Zij trokken gezamenlijk op tegen Aram. Ondanks alle afgoderij in het koninkrijk Israël waren er nog steeds profeten van de Heer werkzaam in het gebied. Het bleek echter dat deze erg corrupt waren en Achab naar de mond praatten, in plaats van dat zij hem tegen zijn afgoderij waarschuwden. Deze profeten werden voor deze slag tegen Aram geraadpleegd. Zij vertelden Achab wat hij wilde horen, namelijk overwinning in naam van de Heer. Josafat vertrouwde het echter niet en vroeg of er nog een profeet was. Er bleek nog een profeet te zijn die wel zuiver was. Achab wilde hem niet raadplegen, omdat hij Achab niet naar de mond praatte, maar hem telkens wel waarschuwde voor Gods oordeel. Deze profeet, Micha geheten, werd vervolgens op aanraden van Josafat toch geraadpleegd. Deze profeet Micha kwam met een opmerkelijk visioen. Hij zag de Heer op Zijn troon zitten en vragen wie Achab zou verleiden om tegen Aram te strijden waardoor hij zou omkomen. Toen kwam er een geest naar voren, die zei dat hij Achab wilde verleiden door een leugengeest te worden in de mond van Achabs profeten. (vers 22 NBG vertaling) (Leugengeest wordt in sommige vertalingen ook wel vertaald met misleidende geest). Wij zien hier dus een voorbeeld van profetie in de naam van de Heer die in feite van een leugengeest afkomstig was. De Heer gebruikte deze leugengeest om Achab te oordelen voor zijn afgoderij en onrecht.

 

Leugengeesten vinden wij ook door de gehele kerkgeschiedenis heen. Dergelijke geesten zijn verantwoordelijk voor allerlei ketterijen en sekten zoals Mormonen en Jehova getuigen. Deze leugengeesten zijn eveneens  verantwoordelijk voor allerlei theologische redeneringen die leugenachtige ideeën en praktijken in de kerk goed praten, bijvoorbeeld Maria- en heiligenverering. De geest van misleiding via demonische namaak bedreigt echter ook charismatische en andere protestantse kerken en groepen. Het Nieuwe Testament heeft over dit thema veel te zeggen.

 

Bijbelse waarschuwingen tegen valse bedieningen

 

De toekomst die Jezus en de apostelen voor de gemeente in het Nieuwe Testament schetsen is tamelijk grimmig. Christus zei tegen Petrus dat de duivel de gelovigen ‘zal ziften als de tarwe’ (Lukas 22:31). De duivel werkt onder meer tegen de gemeente via directe demonische aanvallen en via vervolging en verdrukking door de buitenwereld. Maar de bijbel toont duidelijk dat de gemeente ook wordt bedreigd van binnenuit, door misleiding en infiltratie van valse christenen. De waarschuwingen in de bijbel op dit punt zijn overweldigend!

 

In Mattheus 7: 15 -23 waarschuwt Jezus nadrukkelijk voor valse profeten die van buiten vroom en betrouwbaar lijken, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. Uit vers 22 en 23 blijkt dat deze valse profeten in staat zijn genezingen, bevrijdingen en andere wonderen te verrichten. Jezus laat hier in het midden of deze valse profeten dergelijke genezingen vanuit een occulte bron verrichten, of dat zij werken vanuit een zalving van de Heilige Geest, maar deze zalving misbruiken. Zoals uit bijbelgedeelten blijkt die ik straks zal behandelen, zijn beide vormen van valse profetie mogelijk in de gemeente. Bovendien lopen die vormen vaak in elkaar over. Mensen die stelselmatig hun profetische zalving misbruiken hebben de neiging in toenemende mate uit een occulte bron te gaan putten. In Mattheus 24 vers 24 waarschuwt Christus tegen pseudo profeten en christussen, die in Christus’ naam komen, en grote wonderen en tekenen verrichten. Jezus zegt hiermee nadrukkelijk dat het doen van grote wonderen in Christus’naam op zich nog niet bewijst dat iemand Gods goedkeuring draagt.

 

Openbaring zegt bijvoorbeeld dat het ‘beest uit de aarde’ zelfs vuur uit de hemel kan laten komen. Dit vermogen om vuur uit de hemel te laten komen was voor de Joden destijds het meest overtuigende bewijs van goddelijke zalving, aangezien dit vermogen een kenmerk was van de bedieningen van Mozes en Elia.

 

De apostel Paulus waarschuwt ook sterk tegen misleiding. In Handelingen 20: 29 en 30 waarschuwt hij de oudsten van Efeze en Milete dat er ‘grimmige wolven’ de gemeenten zullen binnendringen, en dat er binnen de gemeenten mensen zullen opstaan die ‘verkeerde dingen’ spreken. Ook in zijn brieven waarschuwt Paulus regelmatig en met kracht tegen ‘valse broeders, valse apostelen, valse leraren en valse profeten’. Het sterkst en uitgebreidst spreekt hij zich op dit punt uit in 2 Korinthe 10,11 en 12. In de verzen 12-14 van hoofdstuk 11 spreekt hij van schijnapostelen die zich voordoen als dienaren van de gerechtigheid. Dit zijn dienaren van de satan die zich ‘immers voordoet als een engel van het licht’. Ook in de brieven van Judas en Petrus vormen valse leraren en profeten een belangrijk thema.

 

De brieven van de apostel Johannes zijn de enige boeken in de bijbel die de term antichrist gebruiken. Het is opvallend dat Johannes deze term alleen gebruikt voor valse profeten die de gemeente van binnenuit bedreigen. Hij spreekt hierover in zijn eerste brief, hoofdstuk 2: 18-26 en 4:1-6, en in zijn tweede brief in vers 7. Johannes schrijft zijn waarschuwingen ‘opdat de gelovigen zich niet laten misleiden’. Hij zegt ook nadrukkelijk in dit verband dat zij de ‘geesten moeten beproeven of zij uit God’ zijn. De sterkste nadruk op het gevaar van misleiding van binnenuit is te vinden in de brieven aan de zeven Aziatische gemeenten in Openbaring 2 en 3. In vijf van de zeven gemeenten behandelt Christus via de apostel Johannes het probleem van misleiding van binnenuit. Dit probleem omvat mensen die pretenderen apostelen te zijn maar leugenaars zijn; en het omvat mensen die zeggen joden te zijn, maar in feite een synagoge van de satan vormen. Dit probleem omvat tevens de leer van Bileam en de profetes Izebel’; en het omvat de Nikolaïten die God haat. Het is opvallend dat de enige twee gemeenten waar dit probleem van valse broeders niet wordt genoemd er in de beoordeling van Christus toch het slechtst van af komen. Dit zijn de gemeenten van Sardes en Laodicea. Kennelijk was het voor de vijand de moeite niet waard deze twee gemeenten via misleiding aan te vallen en speelde dit probleem er daarom niet zo sterk.

 

Deze brieven in Openbaring beschrijven ook welke houding Christenen tegen misleiding dienen te hebben. Christus looft de christenen uit Efeze voor het feit dat zij de valse apostelen hebben beproefd en hebben ontdekt dat zij leugenaars zijn (2:2). De christenen van Tyatira aan de andere kant krijgen als kritisch commentaar van Christus te horen dat zij de valse profetes, of valse profetische zalving, die hier met de beruchte naam Izebel wordt aangemerkt, niet tegenhouden (2:20).

 

De brief aan de Galaten toont aan dat misleiding een taai geestelijk bolwerk kan gaan vormen als het eenmaal binnen is gedrongen. Een geest van misleiding gaat namelijk ook gepaard met een geest van hekserij of toverij (Galaten 3:1. De NBV vertaalt dit vers te oppervlakkig). Deze geest van toverij maakt de mensen blind voor de ware aard van misleiding. Hierdoor wordt die misleiding niet meer onderkend en kan die dus gaan voortwoekeren. Als misleiding eenmaal in een gemeente of beweging is binnengedrongen, wordt deze extra moeilijk te bestrijden vanwege dit verblindende hekserij effect. Het is dus heel belangrijk om misleiding te onderkennen voordat deze tot een bolwerk is uitgegroeid.

 

 

Demonische verontreiniging in bedieningen die van God komen

 

Mattheüs 16 toont ons dat leiders die wel door God zijn gekozen toch gekenmerkt kunnen zijn van demonische onzuiverheid. Dat maakt hen uiteraard nog geen valse leiders, maar het toont aan dat ieder van ons alert moet blijven. In vers 16 en 17 Petrus spreekt op basis van goddelijke openbaring, terwijl hij in vers 22 een spreekbuis van de duivel is. Leiders moeten er extra waakzaam zijn voor open poorten voor de vijand in hun leven en bediening, omdat zij nu eenmaal meer mensen kunnen beïnvloeden dan niet-leiders, in positieve en in negatieve zin. Behalve persoonlijke problemen is het toelaten of omarmen van valse bedieningen een open poort van misleiding. Het accepteren van valse bedieningen creëert een bolwerk van demonische namaak in een gemeente of beweging, en zelfs in iemands persoonlijke bediening. Dit bolwerk verontreinigt de bronnen van vernieuwing die de Heer heeft geopend in ons leven en bediening. Als er niet tijdig wordt ingegrepen, dan kan deze invloed van valse bedieningen op den duur deze echte bronnen van vernieuwing zelfs geheel vergiftigen. Iedere dienaar van de Heer kan in misleiding vallen. De bijbelse verhalen over de koningen van Juda en Israël illustreren dit in ruime mate, en ook de kerkgeschiedenis.

 

Sommige christenen in Nederland hebben moeite met deze gedachte. God is immers alleen maar licht, en in Hem is geen duisternis. Dus, zo redeneren zij, als God door iemand heen werkt, kan er geen ruimte zijn voor duisternis, en dus ook niet voor demonische krachten in die persoon. Het feit is echter dat wij God niet zijn. In God is alleen maar licht en geen duisternis, maar dat wil niet zeggen dat in christenen ook dus alleen maar licht huist en geen duisternis. Het werk van de Heilige Geest in ons is natuurlijk altijd zuiver. Maar er kan geestelijke onzuiverheid in ons zitten die zich tijdens ons bidden, zegenen of bedienen manifesteert samen met het werk van de Heilige Geest. Het is net als zuiver water dat door een vervuilde waterleiding heengaat. Uiteindelijk komt dan uit de kraan met het zuivere water ook vervuiling van de leiding mee. Ook is het water uit de kraan niet helemaal zuiver wanneer

water uit een zuivere bron vermengd wordt met water uit een onzuivere bron. In 2 Korinthe 7: 1 zegt Paulus dat wij ons van vleselijke en van geestelijke smetten moeten bevrijden. Dit betekent dat oprechte gelovigen nog geestelijke onreinheid in zich kunnen hebben, ook al werkt de Heilige Geest in hen. Deze geestelijke onreinheid kan zich in onze bediening gaan manifesteren samen met de uitingen van een echte zalving van de Heilige Geest.

 

Van geestelijke onreinheid gemengd met een zalving van God zien wij al voorbeelden in het oudtestamentische Israël. Vanaf de tijd van Jerobeam profeteerden vele profeten vanuit hun eigen hart of zelfs vanuit een demonische leugengeest. (zie onder meer de twee boeken van koningen en het boek Jeremia). Toch hadden sommigen van hen wel degelijk een profetische roeping en zalving van de Heer op hun leven. De profeet Sidkiahu, die wij tegenkomen in het eerder genoemde verhaal over de profeten van Achab voor de strijd tegen Aram, is hiervan een voorbeeld. (2 Kronieken 18:10,23) Het eerste voorbeeld van een profeet in de bijbel die een zalving van de Heer vermengt met demonische waarzeggerij is Bileam. Deze heidense profeet deed aan waarzeggerij en toverij. Toch lezen wij dat hij ook de stem van de Heer kon onderscheiden en woorden van de Heer sprak (Numeri 22, e.v.)

 

Geestelijke onreinheid komt gedeeltelijk voort uit demonische smetten uit ons verleden die wij nog niet hebben opgeruimd. Maar wij kunnen ook opnieuw demonische smetten oplopen nadat wij zijn bevrijd. Rijpe christenen en leiders zijn hiervan niet uitgezonderd. Efeze 4:27 zegt niet voor niets dat wij de duivel geen kans (letterlijk: plek) moeten geven. Dit betekent dat het mogelijk is om de duivel een opening te geven. Wanneer wij die opening hebben zal de duivel ook binnenkomen. Op die manier kan er een nieuw demonisch bolwerk in ons groeien. Dit gebeurde in feite met de gelovigen in de gemeente van Galaten. Zij waren bevrijd, maar vielen in een nieuwe demonische val van misleiding en godsdienstige hekserij.

 

Oude of nieuwe geestelijke ‘smetten’ kunnen ook via onze bediening op anderen worden overgebracht. Dit gebeurt bijvoorbeeld via het zegenen van iemand, vooral als deze ‘zegen’ met handoplegging gepaard gaat. Een dergelijke ‘zegen’ is charismatische hekserij: het gebruiken of overbrengen van demonische kracht onder de dekmantel van een zegen van de Heilige Geest.

 

Het is om deze reden dan ook verstandig om niet van iedere medechristen een zegen met handoplegging te ontvangen, hoe goed die ‘zegen’ ook is bedoeld. Verder heeft iedere oprechte gelovige van tijd tot tijd bevrijding van demonische smetten nodig, ook als hij op andere momenten krachtig door de Heer wordt gebruikt. Dergelijke periodieke bevrijding is een zaak van normale geestelijke hygiëne, net als het belijden van zonden en het verzoenen van persoonlijke conflicten. Door deze hygiëne voorkomen wij ook dat wij demonische invloed op anderen overbrengen vanuit bolwerken die nog in ons huizen.

 

Een dergelijke geestelijke hygiëne is nog eens extra belangrijk bij het voeren van geestelijke oorlog. De aanwezigheid van demonische bolwerken in ons leven of bediening, maakt geestelijke oorlog riskant, en zeker oorlog op hoog niveau. Deze bolwerken ondermijnen ons gezag over demonische machten, en openen ook de poort voor demonische tegenaanvallen. Ook is deze hygiëne zeer belangrijk voor leiders, aangezien zij nu eenmaal extra invloed op anderen uitoefenen.

 

 

Bijbelse wapens om misleiding te herkennen

De bijbel noemt diverse wapens die de gelovigen helpen om valse bedieningen te herkennen en te weerstaan. Het is belangrijk om al deze wapenen te gebruiken, en ons niet tot één wapen te beperken. Het eerste wapen dat de bijbel noemt is te vinden in Mattheus 7:16-20. Het betreft de vruchten van een bediening. Op basis van deze vruchten kunnen wij beoordelen of deze bediening ook echt van God komt. Vers 23 van dit hoofdstuk zegt duidelijk dat het verrichten van wonderen op zich nog geen bewijs is dat een bediening echt uit God voortkomt. Wonderen, ook bijbelse wonderen, zijn dus beslist wat anders dan vruchten. Vruchten slaan op het karakter van Jezus. Het criterium is dus of een bediening het karakter van Jezus toont of niet.

 

Het probleem met vruchten is dat zij tijd nodig hebben om te groeien. Je kunt de goede of slechte vruchten soms pas na verloop van tijd onderkennen. Als je de misleiding van een valse bediening pas opmerkt als je de vruchten helder ziet, dan kan er al grote schade plaats hebben gehad. Ik kan mij zelf twee bedieningen herinneren die in grove en grootschalige seksuele immoraliteit eindigden. Eén van deze twee bedieningen dwong zelfs de vrouwelijke leden tot prostitutie om de beweging te financieren. Toch leken deze twee bedieningen jarenlang oppervlakkig gezien tamelijk wilde, maar niettemin acceptabele christelijke stromingen. Als de misleiding was onderkend voordat de vruchten van grootschalige immoraliteit uit waren gebroken, zouden velen tijdig uit deze bewegingen zijn bevrijd. Daarom is het belangrijk ook de overige bijbelse wapens tegen misleiding te gebruiken.

 

Een tweede wapen is de geloofsovertuiging. De vraag die hierbij speelt is of de opvattingen van een bediening al of niet in overeenstemming zijn met centrale bijbelse waarheden. De bijbel zelf noemt in dit verband onder meer de vraag of bedieningen de godheid en de menselijkheid van Jezus erkennen. Ook is belangrijk of zij geloven dat de lichamelijke opstanding van Christus echt plaats heeft gevonden. Hoewel deze maatstaf van geloofsovertuiging heel belangrijk is, biedt deze maatstaf niet altijd uitsluitsel. Mensen kunnen een redelijk juiste theologie kunnen hebben, maar in hun bediening toch demonisch geïnspireerd zijn. Het is bovendien de ervaring van vele christelijke leiders, en ook van mijzelf, dat mensen die worden geïnspireerd door een Izebel geest, op het eerste gezicht een

indrukwekkende show van vroomheid kunnen opvoeren.

 

De bijbel vermeldt een derde wapen tegen misleiding. Dit is het getuigenis van de Heilige Geest in onze geest. Johannes 16:13 stelt al dat de Heilige Geest ons zal leiden in alle waarheid. Hij zal ons dan ook duidelijk maken of er sprake is van misleiding of niet. Dit blijkt ook uit 1 Johannes 2: 27. Hier zegt Johannes dat de zalving ons leert over alle dingen. Het directe verband waarin Johannes dit zegt zijn de waarschuwingen die hij geeft tegen de geest van de antichrist. Met andere woorden, Johannes zegt hier dat de zalving van de Heilige Geest ons onder meer leert om misleiding te onderkennen. Uiteraard is het dan ook belangrijk dat wij naar de Heilige Geest luisteren. Vaak onderkennen wij misleiding niet omdat wij ons te veel laten imponeren door de vrome buitenkant. Of wij gaan af op het commentaar van andere gelovigen in plaats van dat wij open staan voor de waarschuwende stem van God Zelf. Hier ga ik in een volgende paragraaf verder op in.

 

Hoewel de zalving van geestelijk onderscheid dus in zekere mate voor iedereen is, zien wij in 1 Korinthe 12:10 dat geestelijk onderscheid tevens een gave is. Dit houdt in dat sommige gelovigen dit geestelijke onderscheid in grotere mate bezitten dan andere. Om misleiding in de gemeente en de christelijke wereld te kunnen herkennen, is het dan ook belangrijk om te weten welke gelovigen deze gave bezitten. Uiteraard dient men dan ook deze gelovigen actief te raadplegen en naar hen te luisteren wanneer zij vanuit hun geestelijke gave de gemeente waarschuwen tegen bepaalde geestesuitingen of bedieningen.

 

Een prachtig voorbeeld van de gave van geestelijk onderscheid vinden wij in het leven van Jezus Zelf, in de verzen van Mattheüs 16 die ik al heb genoemd. In de verzen 22 en 23 staat dat Petrus Jezus wil corrigeren door te zeggen dat ‘God zal verhoede dat Jezus aan het kruis zal sterven’. Jezus bestraft vervolgens de satan terwijl Hij Zich tot Petrus richt. Jezus onderscheidde dus dat deze opmerking van Petrus meer was dan gewoon een domme, impulsieve opmerking. De duivel had Petrus’ geestelijk onbegrip gebruikt om Jezus te verleiden aan Zijn eigen hachje te denken in plaats van aan de wil van God. Het was een demonische aanval op Jezus die Hij nadrukkelijk moest weerstaan. Uit de verzen 16 en 17 van dit hoofdstuk kunnen wij opmaken dat de gave van onderscheid niet alleen opmerkt wanneer de duivel aan het werk is. Deze gave onderscheidt tevens wanneer God aan het werk is. In genoemde verzen lezen wij dat Petrus belijdt dat Jezus de gezalfde is en de Zoon van de levende God. Jezus onderkent dat deze belijdenis meer is dan een slimme opmerking van Petrus. Hij onderscheidt dat deze belijdenis een antwoord is op een directe openbaring van God in de geest en het hart van Petrus.

 

 

Redenen waarom het onderscheid van geesten slecht functioneert

 

Naar mijn overtuiging functioneren de zalving en de gave van onderscheid van geesten in Nederland onvoldoende. In vele gevallen worden de geesten nauwelijks of niet getoetst. Hiervoor zijn een aantal redenen aan te voeren.

 

De eerste reden is een reactie vanuit schaamte over de Nederlandse neiging om anderen te bekritiseren en te beoordelen. Deze neiging tot kritiek heeft in het verleden inderdaad veel schade aangericht in de Nederlandse gemeente, en doet dit nog steeds. Vele bedieningen van de Heer zijn voorwerp van kwaadsprekerij, laster, roddel en kritiek. Vooral bewegingen die een nieuwe golf van God vertegenwoordigen worden hierdoor aangevallen.

 

In reactie hierop slaan vele christenen naar de andere kant door. Zij weigeren de ‘geesten te onderscheiden’, uit angst te veroordelen of negatief te kritiseren. De onwil om geestelijk te toetsen is tevens een reactie op een geest van controle uit het verleden waarbij de Heilige Geest geen ruimte kreeg. Een andere reden voor deze onwil is de constatering dat huidige bewegingen van de Heilige Geest soms met bizarre manifestaties gepaard gaan. De ‘Toronto zegen’ is hiervan een duidelijk voorbeeld. Deze constatering maakt leiders huiverig om geestesuitingen of bedieningen te toetsen, uit angst om wilde manifestaties ten onrechte als demonisch te kenschetsen. Deze angst wordt nog gevoed door de misvatting dat je de zonde tegen de Heilige Geest begaat als je uitingen en bedieningen per ongeluk als demonisch kenschetst. Bovendien manipuleren mensen met Izebel geesten deze angst via allerlei vroom gepraat. Hierdoor durven leiders geestelijke manifestaties die in feite demonisch zijn niet aan te pakken, zelfs als deze leiders zich in hun geest heel ongemakkelijk voelen bij deze manifestaties. Deze angst en onwil om te toetsen leidt ertoe dat veel vleselijke en demonische namaak de gemeente en christelijke wereld binnenkomt en binnenblijft.

 

Het is in dit verband van groot belang om helder te weten wat Christus bedoelt met het lasteren van, of de zonde tegen, de Geest. Het toetsen van de geesten is en blijft een bijbelse opdracht. Christus Zelf waarschuwt ons immers nadrukkelijk tegen valse profeten en messiassen. De Heer neemt het ons echt niet zo erg kwalijk als wij in gehoorzaamheid aan deze bijbelse opdracht om de geesten te toetsen wel eens een fout maken. De waarschuwing tegen het lasteren van de Heilige Geest is gericht tegen mensen die te kwader trouw zijn, en iedereen die van God komt afwijzen en bekritiseren, zoals de geestelijke leiders uit de tijd van Jezus (zie Matteus 12: 31- 37). Deze leiders hadden ook Johannes al beschuldigd van een boze geest (Mattheüs 11:18,19). En zij zouden ook de volgelingen van Jezus voor het gerecht slepen, doden en vervolgen. De leiders bleven handelen in dezelfde geest als de voormalige leiders van Israël die de profeten hadden vervolgd en gedood. (Mattheus 11:29-37). Vanuit een verdorven hart zochten zij naar excuses om hun haat tegen Christus te rechtvaardigen.

 

Daarom beschuldigden zij Jezus ervan duivelse kracht te gebruiken, terwijl zij op basis van hun kennis van de bijbel wel degelijk anders konden en moesten weten (Johannes 5:39,40). Een andere reden voor de gebrekkige wil om geestelijk onderscheid toe te passen, is een misplaatst idee over christelijke eenheid. De verdeeldheid in Nederland is vele gelovigen een doorn in het oog. Helaas zijn sommige middelen om deze verdeeldheid te doorbreken niet minder erg dan de kwaal. Pogingen om eenheid te smeden zijn doorgaans gebaseerd op een

compromis model dat veel lijkt op het typisch Nederlandse poldermodel. Gelovigen worden opgeroepen om ‘vooral te benadrukken wat ons samenbindt, niet wat ons scheidt’. Hierbij wordt er van deelnemende gemeenten of groepen verwacht dat zij bepaalde vormen van misleiding niet aan de kaak stellen. Dit zou namelijk andere kerken of groepen voor het hoofd kunnen stoten. Als wij naar de bijbel kijken, dan zien wij dat geestelijke eenheid heel wat meer inhoudt dan een waterig compromis. In Johannes 17: 20 en 21 bidt Jezus dat wij één zullen zijn gelijk de Vader en de Zoon één zijn. Met andere woorden, de mate van eenheid waarvan Christus van spreekt is een eenheid van geest en hart, zoals de eenheid tussen de Vader en Hem Zelf. Het is een eenheid waarin geen plaats is voor geestelijke onzuiverheid of misleiding die niet bij God hoort. Natuurlijk mogen wij van mening verschillen op punten die van ondergeschikt belang zijn. Maar een geestelijke eenheid die zonde, ketterij, of demonische misleiding tolereert, is niet de eenheid die Jezus voor ogen heeft.

 

De laatste zeer belangrijke reden voor het gebrekkige functioneren van geestelijk onderscheid is onwil of onvermogen om te erkennen wie de gave van onderscheid heeft en wie niet. Paulus stelt in 1 Korinthe 12:11 heel duidelijk dat de Geest gaven geeft zoals Hij wil, en niet zoals wij denken dat Hij dat moet doen. Mensen met een sterke gave van onderscheid zijn lang niet altijd degenen die in hoog aanzien staan in een gemeente, of die lid zijn van een invloedrijk netwerk. De Heer deelt deze gave van onderscheid regelmatig uit aan gelovigen die de leiders van een gemeente of beweging zelf hiervoor nooit zouden uitkiezen. Het is dan ook heel goed mogelijk dat leiders deze mensen met de gave van onderscheid niet opmerken.

 

Ook speelt trots een rol bij het onderdrukken van deze gave. Het is niet altijd gemakkelijk voor leiders of invloedrijke personen om te erkennen dat een gewoon gemeentelid op een belangrijk punt als geestelijk onderscheid het beter weet dan zij. Soms kunnen leiders zich gewoon niet voorstellen dat een bepaald gemeentelid zonder reputatie een krachtige gave van onderscheid heeft. Daarom luisteren zij doorgaans niet naar een gemeentelid met deze gave. In plaats daarvan gaan leiders in hun toetsing af op mensen die wel een zekere status hebben, maar weinig geestelijk onderscheid. Menige crisis of geestelijk abortus in een gemeente of beweging had kunnen worden afgewend, als men wel had geluisterd naar deze ‘eenvoudige’ broeders of zusters met de gave van geestelijk onderscheid.

 

 

Het verschil tussen onderscheid en oordeel

 

Een speciaal misverstand dat het functioneren van geestelijk onderscheid ondermijnt is verwarring over het verschil tussen onderscheid en oordeel. Menig christen verwart geestelijk onderscheid met veroordeling, laster en vooringenomen kritiek. Deze verwarring leidt zelfs tot ernstige vermaningen van gelovigen die te goeder trouw en met kennis van zaken geestelijke onzuiverheid in de gemeente aan de orde stellen. Dergelijke vermaningen zijn gebaseerd op onbegrip van wat de bijbel precies leert. Ik zal daarom ingaan op enkele sleutelteksten over oordeel en onderscheid.

 

De eerste sleuteltekst is Matteüs 7 vers 1 en 2, waarin staat ‘oordeel niet opdat u niet geoordeeld wordt; want met het oordeel waarmee u geoordeeld worden en met de maat, waarmee u meet, zult u geoordeeld worden’ (NBG versie). Deze teksten moeten gelezen worden in samenhang met de volgende twee verzen waar Jezus zegt om ‘eerst de balk uit het eigen oog te doen voor je de splinter in het oog van je medegelovige aanwijst’. Deze verzen maken duidelijk dat Jezus hier vooral waarschuwt tegen een geestelijke houding van trots en kritiek. Mensen met een dergelijke geestelijke trots zijn heel neerbuigend tegenover anderen, en leveren op allerlei kleine punten kritiek. Maar tegelijkertijd zijn zij blind voor de eigen grove zonden. Vers 5 van Mattheüs 7 toont dat Jezus niet verbiedt om fouten bij anderen aan te wijzen, zolang je maar nederig bent en eerlijk ten opzichte van jouw eigen fouten en tekortkomingen. Het vervolg van dit hoofdstuk bewijst dat Jezus ons al helemaal niet verbiedt om te onderscheiden of een bediening echt van God komt. Het spoort ons juist tot het uitoefenen van onderscheid aan. Vanaf vers 15 waarschuwt dit hoofdstuk tegen valse profeten die van buiten vroom en betrouwbaar lijken, maar van binnen ‘roofzuchtige wolven’ zijn. Het is opmerkelijk dat in vers 23 staat dat deze valse profeten niet van zichzelf weten dat er iets mis met hen is. Zij zijn immers bij het laatste oordeel heel verbaasd dat Christus hen afwijst. Ook als iemand zelf in de echtheid van zijn bediening gelooft, kan deze bediening dus toch wel degelijk vals zijn.

 

Een tweede sleuteltekst is Jakobus 4, de verzen 11 en 12, die ook stellen dat wij elkaar niet moeten oordelen. Jakobus schreef zijn brief aan een gemeente die door fikse ruzie en onenigheid werd gekenmerkt. Die ruzies werden vooral met de tong uitgevochten, via laster, kwaadsprekerij en laatdunkende oordelen. Dit is de reden waarom Jakobus in hoofdstuk 3 zo uitgebreid ingaat op de zonden van de tong. In dit verband zegt hij dat de gelovigen op moeten houden elkaar met woorden naar beneden te drukken door kwaad van elkaar te spreken en elkaar te oordelen. Dit is uiteraard een belangrijke waarschuwing voor alle christenen, en zeker voor Nederlanders, die de neiging hebben elkaar met hun woorden af te branden. Jakobus verbiedt hier echter gelovigen niet om vanuit een oprecht hart zonde of misleiding in een gemeente of land aan de orde te stellen. Dat blijkt wel uit de inhoud van de brief van Jakobus zelf. Deze brief is een bombardement van waarschuwende opmerkingen over misstanden onder de gelovigen aan wie hij zijn brief richt.

 

Een derde sleuteltekst is 1 Korinthe 4, de verzen 1 tot en met 5. Paulus zegt hier onder meer in vers 5: ‘vel geen oordeel vóór de tijd dat de Here komt’. Zowel uit hoofdstuk 4 en uit de vorige hoofdstukken blijkt dat Paulus hier spreekt over een bepaald type oordeel. De Korinthiërs ruzieden over de vraag welke christenen belangrijker waren en meer prestige verdienden dan andere. Zij vroegen zich vooral af over welke leider de belangrijkste was, Paulus, Apollos, of Petrus. Paulus waarschuwt de Korinthiërs in vers 6 ervoor zich niet met dergelijke rangorden van geestelijk prestige bezig te houden. In dit verband zegt hij ook in vers 3 dat het hem niet kan schelen hoe belangrijk mensen hem vinden. Hij is zelf niet eens met de vraag bezig hoe belangrijk hij zichzelf moet vinden. Het enige wat voor hem telt is wat God van hem vindt. Wat God echt van je vindt weet je volgens Paulus trouwens pas definitief wanneer Christus terugkomt. Dat blijkt ook uit vers 5. Zolang Christus nog niet terug is kennen wij immers de diepten van ons eigen hart niet.

 

Paulus waarschuwt ons dus in feite ook om niet belangrijk te doen omdat wij menen een heel speciale relatie met Christus te hebben. Niemand mag zich boven andere gelovigen gaan stellen omdat hij dichter bij God zou staan. Dit bijbelgedeelte waarschuwt dus voor het oordelen over de mate van prestige van geestelijke leiders en andere gelovigen. Zulk oordeel is nutteloos. Paulus zegt in dit gedeelte echter beslist niet dat gelovigen geen misstanden in gemeenten of bedieningen aan de orde mogen stellen. In zijn brieven stelt hij zelf allerlei misstanden in gemeenten aan de kaak.

 

 

Onderscheid en namaakonderscheid

 

Uiteraard dienen wij niet elke bewering dat een bepaalde bediening demonisch geïnspireerd is, voor zoete koek te slikken. Beweringen van geestelijk onderscheid dienen net als uitingen van profetie te worden getoetst. Tevens is er een verschil tussen echt onderscheid vanuit de Heilige Geest en vals onderscheid vanuit de mens. Omdat de duivel alles van God imiteert, bestaat er zelfs namaakonderscheid die voortkomt uit een demonische bron. Veel kritiek die voor geestelijk onderscheid doorgaat in evangelische en charismatische kringen is helaas geïnspireerd door wantrouwen, angst, vooringenomenheid, jaloezie of bitterheid. Menig zuivere en door God geleide bediening wordt daarom ten onrechte publiekelijk afgekraakt.

 

Hoewel wij onderscheid moeten toepassen moeten wij vrij blijven van negatieve praat die niets met de Heilige Geest van doen heeft. Ik zal hieronder enkele principes formuleren die helpen kunnen helpen bij het herkennen van het verschil tussen echt onderscheid en vals onderscheid.

 

Het eerste principe zijn wij al Mattheüs 16 tegengekomen. Geestelijk onderscheid merkt niet alleen demonische invloeden op, maar ziet juist ook heel scherp wanneer de Heer wel aan het werk is. Sommige gelovigen bestempelen steevast elke nieuwe beweging of bediening als demonisch. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat deze personen vanuit een echte zalving van geestelijk onderscheid opereren. Wie niet in staat is God ergens aan het werk te zien, is ook niet in staat het werk van de vijand te onderscheiden. Tevens maken sommigen er een dagtaak van de gemeente voor alles en nog wat te waarschuwen. Als waarschuwen een persoonlijke obsessie wordt, dan is er waarschijnlijk weinig echt geestelijk onderscheid in het spel. Een dergelijke houding maakt iemand vatbaar voor een geest van inquisitie. Dit is een geest die iemand aanzet om ieder ander te bevechten en te vervolgen die afwijkt van de eigen strenge en onbuigzame maatstaven van zuiver christendom.

 

Een tweede principe is iemands geestelijke instelling. Wanneer iemand wrok, bitterheid, haat en jaloezie meedraagt, dan is hij zeer vatbaar voor een geest van kritiek en veroordeling. Met een dergelijke innerlijke houding is betrouwbaar geestelijk onderscheid niet mogelijk. Geestelijke trots, angst voor vernieuwing, dogmatische vooringenomenheid en een gebrek aan openheid voor opbouwende kritiek van anderen, zijn ook factoren die betrouwbaar geestelijk onderscheid ondermijnen.

 

Een derde principe betreft de persoonlijke relatie tussen degene die beoordeelt en degene die beoordeeld wordt. Regelmatig vallen er in persorganen negatieve oordelen over bepaalde bewegingen of personen te lezen of te horen. In diverse gevallen echter is het oordeel beïnvloed door persoonlijke onenigheid die is opgetreden tussen degene oordeelt en degene die veroordeeld wordt. Wij moeten in zulke gevallen voorzichtig zijn om op iemands ‘onderscheid’ af te gaan.

 

Een vierde principe is roeping en deskundigheid. In bepaalde gevallen is het verstandig om mensen te raadplegen met een bijzonder gezag en roeping op dat terrein. Als wij bijvoorbeeld een Afrikaanse bediening toetsen, is het raadzaam ook Afrikaanse leiders met geestelijk onderscheid te raadplegen. Zij kennen de geestelijke en maatschappelijke context van die bediening immers het best. En bij het toetsen van bedieningen op het gebied van geestelijke oorlog, bijvoorbeeld, is het raadzaam mensen te raadplegen die op dit gebied een bijzondere zalving en kennis hebben. In dit verband verbaas ik mij erover dat er in de Nederlandse discussie over de bediening van een bekende wonderdoener uit Nigeria nauwelijks interesse is voor het onderscheid van apostelen en gebedsnetwerken in Nigeria zelf. Vrij algemeen kenschetsen deze apostelen en netwerken de bediening van deze wonderdoener als ‘sjamanisme’ of ‘hekserij op hoog niveau’.

 

Conclusie en slotwoord

 

Door de geschiedenis heen is infiltratie in het volk van God via demonische namaak een geliefde strategie van de duivel geweest. Deze strategie kwam al voor in Israël ten tijde van het Oude Testament. Vanaf het prille begin tot nu heeft de christelijke kerk ook veel hinder van deze strategie ondervonden. Hier ben ik nader op ingegaan in mijn artikel ‘het Babylonische systeem een geestelijke oorlog’, met name in het gedeelte over Izebel. De bijbel bevat vele en krachtige oproepen om waakzaam te zijn tegen deze strategie van misleiding. We kunnen deze strategie echter alleen ontdekken en onschadelijk maken als de zalving en de gave van geestelijk onderscheid goed functioneren in het lichaam van Christus. Daarvoor is nodig om de gelovigen met een speciale gave en deskundigheid op het terrein van geestelijk onderscheid te erkennen in plaats van hen te negeren of te bestraffen met ondeugdelijke argumenten. Als deze gelovigen niet worden erkend en hun waarschuwingen genegeerd, dan zal demonische misleiding en namaak gemeenten en christelijke bewegingen blijven binnendringen en zich nestelen. Het gevolg zal zijn dat deze gemeenten en bewegingen flink door de vijand zullen worden verontreinigd en Gods plannen zullen worden ondermijnd.

 

Wij leven nu in een geestelijk seizoen waarin de Heer het lichaam van Christus wil zuiveren. Dit betekent dat wij het oordeel van de Heer over ons afroepen als wij weigeren om de poort voor demonische misleiding en namaak te sluiten. Reiniging van misleiding betekent onder meer het belijden van de zonde van het volgen of toestaan van misleiding. Ook moet specifiek met de misleiding worden gebroken. Voor deze reiniging kan het ook nodig zijn om ons te laten bevrijden van demonen van leugen en misleiding, en in sommige gevallen zelfs van antichrist geesten. Geesten van geestelijke verblinding en hekserij dienen soms eventueel te worden verwijderd. Ook is het noodzakelijk om zielenbanden te breken met personen die door deze misleiding als menselijke instrumenten zijn gebruikt.

 

Voor verdere artikelen van Jan Willem Bakker kunt u terecht op http://kingdomrule.org/artikelen2.php?id=27